woensdag 12 december 2018

Een heilige voor Frankrijk

Bij het lezen van ‘Wachten op God’ van Simone Weil

Ik heb als telg uit een gereformeerde familie heel wat dominees voorbij zien komen - ook die van ver moesten komen en bij ons als logé of gast aan tafel verbleven. Dat waren ‘de besten’, heette het. Eigen dominees wekten niet zoveel geestdrift op...
Dat veranderde toen er in 1955 een nieuwe voorganger kwam met een duidelijk afwijkend profiel: dominee Valkhof. Hij was een nog jonge man, begin dertig, die met zijn exotisch ogende vrouw en kinderen intrek nam in de pastorie.
Ds. Valkhof was een bevlogen man. Dat alleen al wekte de nodige weerstand op onder de gemeenteleden ... hij was ongewoon ... was hij wel ‘één van ons’...
Nee, dat was hij niet. Ik hoorde al gauw van mijn vader - die ouderling was - wat zijn achtergrond was: Valkhof was een zogenaamde ‘bekeerde Jood’. Hij was dus niet iemand aan wie het lidmaatschap van generatie op generatie doorgegeven was en, zoals wij, vlak na de geboorte gedoopt was, maar iemand van buiten, die bewust voor de kerk - en in dit geval het Christendom - gekozen had, en bovendien nog een speciale roeping had - wat de ijver die hij als predikant aan de dag legde wellicht verklaarde... Hoe dan ook, er waaide een frisse wind in de gemeente.
Reinhard Valkhof werd bij ons thuis op handen gedragen: eindelijk een zielenherder die vanuit z'n hart sprak, en niet vanuit vooropgezette ideeën of dogma's. Hij had ook mijn sympathie en ik belandde bij hem op catechisatie, ook al werd ik uiteindelijk geen ‘belijdend lid’.

Ik moest hieraan denken toen ik onlangs de vertaling van Attente de Dieu van Simone Weil ter hand nam. Ook zij was een ‘bekeerde Jood‘, die, net als mijn dominee Valkhof, uit een welgesteld intellectueel milieu kwam, maar welbewust een weg koos tegen de stroom in.
Maarten van der Graaff wijdde in de NRC van 18 november een artikel aan ‘De filosofe die koos voor een leven als fabrieksarbeider’: “Het werk van de Franse Weil laat je voelen wat de onderdrukten voelen. Vijfenzeventig jaar na de dood van de filosofe en mystica is het actueler dan ooit.”

Simone Weil, 1909-1943

In Wachten op God schrijft Weil over ‘aandacht als liefdevolle houding’, die zichtbaar maakt wat aan het zicht onttrokken wordt door de willekeur van machtsrelaties. Die aandacht komt voort uit wachten, uit stilte, een ‘passieve activiteit’, die ze ook aantreft in de Bhagavad Gita, en bij Lao Tse.
Weil gebruikt er het het klassiek Griekse begrip εν υπομονη voor: wachten ‘in geduld’. Bij Maarten Houtman kwam ik het tegen als ‘het grote wachten’: maartenhoutman.nl/laatste/okt2004/zondagmi/

Weil noemt deze liefde tot de schone orde der wereld - die zij trouwens node mist in het Christendom -  ‘een aanvulling op naastenliefde’. We leven in een droom, zegt ze, en wie wakker wil worden en ‘de ware stilte’ wil vernemen, moet afstand doen van zijn denkbeeldige centrale plaats in de wereld:
Er bestaat een realiteit buiten de wereld, dat wil zeggen, buiten ruimte en de tijd, buiten het mentale universum van de mens, buiten elke sfeer die toegankelijk is voor menselijke vermogens. In overeenstemming met deze realiteit, is er in de kern van het menselijk hart een verlangen naar het absolute goede, een verlangen dat er altijd is en nooit wordt gestild door enig object in deze wereld ....
Die realiteit is de unieke bron van al het goede dat in deze wereld kan bestaan: dat wil zeggen, alle schoonheid, alle waarheid, alle gerechtigheid, alle legitimiteit, alle orde, en al het menselijk gedrag dat zich bewust is van verplichtingen ....
Hoewel het buiten het bereik van menselijke vermogens ligt, heeft de mens het vermogen om zijn aandacht en liefde hierop te richten ....
De combinatie van deze twee feiten - het verlangen diep in het hart naar het absolute goede, en het vermogen, hoewel alleen latent, om aandacht en liefde te richten op een werkelijkheid buiten de wereld en het goede daarvan te ontvangen - vormt een schakel die elke mens, zonder uitzondering, verbindt met die andere realiteit. Wie die realiteit herkent, herkent ook die schakel. Daarom zal hij ieder mens, zonder enige uitzondering, als iets heiligs beschouwen dat zijn eerbied verdient. Dit is het enige mogelijke motief voor een universeel respect voor alle mensen.
Simone Weil, Profession of Faith - Draft for a Statement of Human Obligation (1943)
Maarten van der Graaff eindigt zijn krantenartikel als volgt:
“De ideeën van Simone Weil over arbeid, aandacht en het decentreren van de eigen ervaring, zijn een bron van weerstand tegen de mens als middelpunt van een maakbare wereld, waar hij, door onderwerping van mens en dier, tot de laatste snik winst uit wil persen.”



zaterdag 5 mei 2018

Viering 100e geboortedag Maarten Houtman

Op zaterdag 5 mei 2018 vierde de groep 'Tao-zen oefenen', samen met een kleine groep genodigden, de honderdste geboortedag van Maarten Houtman in het Zen Centrum op de Binnenkant in Amsterdam.

Na het stille zitten, luisterden we naar 'Ons tijdelijk tehuis', een toespraak van Maarten uit augustus 2006 over onze moeizame relatie met ons lichaam.

Toespraak 'Ons tijdelijk tehuis'
Daarna strekten we de benen door te 'shaken' op Derviches Trembleurs pianomuziek van Gurdjieff, waar Maarten ons op een zomerse avond van een sessie in Amersfoort mee verraste:


Toen was de beurt aan Ad Verhage die, voorafgaand aan zijn eigen herinneringen aan Maarten, een kleine schets van diens leven gaf - zie de tekst onderaan.

Tot slot van het officiële gedeelte presenteerde Klaaske de brochure 'Ons tijdelijk tehuis', een gelegenheidsuitgave van 'Zen als Leefwijze' met de tekst van de toespraak, verluchtigd met een prachtig portret van Maarten en sfeerfoto's van het huis in Molenwijk waar hij veertig jaar met Hanna woonde.




De onderstaande foto-impressie geeft een beeld van de feestelijke bijeenkomst:



De zendo wordt klaargemaakt voor de ontvangst


Lene en Jan, klaar om de gasten te ontvangen


De eerste gasten arriveren

De Zendo is volgelopen...

Ad haalt zijn herinneringen aan Maarten op

Luisterend naar Ad

Jelly en Rob bekijken het Tai Chi fotoboek van Epi van der Pol

Jaap en Casta in gesprek

Onderonsje van Henk en Aloys

Rien en Angela

Eddy en Mayke

Koos en Marianne

Lucas met Klaaske

Met bijdragen van Lucie, Emilie en Lene.



>Tekst van de toespraak van Ad Verhage


Het is mij een grote eer dat ik honderd jaar na zijn geboorte met jullie herinneringen mag ophalen over mijn tijd met Maarten. Voor nog veel meer informatie verwijs ik je naar de website www.maartenhoutman.nl

Frederik Maarten Johan werd op 29 april 1918 op een rubberplantage bij Poerwokerto op midden-Java geboren. Poerwokerto ligt op ongeveer 300 km ten zuidoosten van Djakarta en 150 km ten oosten van Bandoeng. Zijn ouders zijn Johan Arnold Houtman (1885-1962) en Henriette Marie-Christine van Steijn-Van Hensbroeck (?-1944/45). Hij was bij de vrijmetselaars, zij was theosofe en leek niet helemaal op haar plaats in het oerwoud.

Maarten werd na zijn geboorte toevertrouwd aan een inheemse min. Daarna was er een oude baboe die hem vertelde over de geheimen van het oerwoud en die hem ook inwijdde in de mythen en de sagen van Java. Ze sprak over de Andere Wereld, over verborgen krachten en hielp hem om de band met die andere werkelijkheid te versterken.

Na de middelbare school in Bandoeng vertrok hij naar Nederland, samen met zijn moeder. Zijn moeder ging voor een medische behandeling, bleef een jaar in Nederland, en keerde daarna weer terug. Maarten was begonnen met de studie elektrotechniek en bleef in Nederland om die af te maken. Zijn moeder had goede contacten in theosofische kringen en hielp hem aan een technisch baantje in het Sterkamp te Ommen. Op een morgen, toen hij in een mineurstemming rond liep omdat een vriendinnetje het had uitgemaakt kwam Krishnamurti op de fiets langs. Op internet staat een foto van Krishnamurti op de fiets in Ommen met jaartal 1936. Krishnamurti stopte en legde Maarten een warme hand op de schouder. Het leek of voor hem de zon op kwam. Krishnamurti is altijd heel belangrijk voor Maarten gebleven. In het Sterkamp ontmoette hij ook Nora de Graaf, een meisje dat heel mooi viool speelde.

Met Nora keerde hij na het voltooien van zijn studie elektrotechniek terug naar Nederlands Indië en wel naar Bandoeng, want zijn ouders hadden intussen de plantage verkocht en waren naar die aangename op 750 m hoogte gelegen stad verhuisd. Hij kreeg een baan bij het elektriciteitsbedrijf dat in Buitenzorg was gevestigd. Dat ligt iets ten zuiden van Batavia (Djakarta). Hij werd opzichter bij de constructie van hoogspanningsmasten en -leidingen op afgelegen plekken. Nora bleef achter bij zijn ouders in Bandoeng. Maarten kwam tijdens zijn werk in contact met de inheemse vrouw Soekina en werd hevig verliefd op haar. Zijn gepassioneerde autobiografie “De andere oever” gaat uitgebreid in op die relatie. Intussen kregen Nora en hij hun eerste kind, Frank.

De verovering van Nederlands Indië door Japan was op 8 maart 1942 een feit. De Nederlanders werden voor de volgende 3 jaar opgesloten in kampen. Maarten werd naar een mannenkamp gestuurd en werd daar verpleger. Nora, Frank en de moeder van Maarten kwamen in een vrouwenkamp terecht. Maarten heeft in het kamp belangrijke spirituele ervaringen gehad en heeft daar met ons vaak over gesproken. Zijn ervaringen waren van die aard dat de Japanners daarna nooit populair bij hem zijn geweest. Soekina overleed in het eerste jaar van de bezetting aan een slangenbeet. Zijn moeder stierf in het kamp aan leverkanker, bijgestaan door Nora.

Na de bevrijding ging hij met Nora en Frank naar Nederland, het ‘domineesland met een cultuur die mij wezensvreemd was’. Zijn vader, die erg geleden had onder alle gebeurtenissen, ging ook mee. In Nederland kregen Maarten en Nora een tweede kind, Nel. Maarten kreeg een baan bij een uitgeverij, raakte geïnteresseerd in vormgeving en studeerde in de avonduren voor grafisch ontwerper.

Het was in de naoorlogse jaren hard werken voor brood op de plank, maar desondanks vond hij toch nog tijd voor spirituele zaken. Als voorzitter van de Bilthovense Kring voor wijsbegeerte en psychologie nodigde hij in 1956 de Duitse zenleraar Karlfried Graf Dürckheim uit voor een lezing. Het klikte tussen die twee en Dürckheim leerde hem vervolgens mediteren. Begin jaren zestig kreeg hij van Dürckheim de opdracht om in Nederland meditatielessen te geven. Hij was in die tijd heel druk als docent op de Grafische School in Utrecht. Pas in 1970 begon hij met zijn eerste meditatiegroep, in een nonnenklooster (Franciscanessen in Denekamp). Daarna breidden zijn activiteiten zich uit. Zijn methode van mediteren noemde hij Integrale Meditatie.

Zijn huwelijk met Nora strandde en hij vond een nieuwe liefde, de kunstenares Hanna Mobach, met wie hij in 1975 officieel ging samenwonen.

In een brochure van Maarten uit 1977 wordt de methode van Integrale Meditatie omschreven:

“Integrale Meditatie is een werkdiscipline gebaseerd op de praktijk van Soto-Zen, zoals onderwezen door Karlfried Graf Durckheim en uitgewerkt door de leraar Maarten Houtman. Bij deze meditatie word je systematisch geconfronteerd met de werkelijkheid van het eigen lichaam, en met alle tekortkomingen, onrust en spanning die daarin aanwezig zijn. Door de basisoefening van het roerloze zitten wordt de werking van het eigen bewustzijn onderkend. Zodoende krijgt men vat op de niet-besefte, geautomatiseerde beweging van denken-voelen en de gevolgen daarvan voor het lichaam. Een verwoord inzicht dat de oefening begeleidt doet moeilijkheden sneller onderkennen en zo wordt ook voor westerlingen deze meditatie van fundamentele betekenis. Samen oefenen versnelt de meditatie-inspanning en maakt schijnbaar grote hindernissen betrekkelijker”.

Heel praktisch dus.

Het is inmiddels 1979 geworden als ik in het beeld verschijn. Maarten gaf toen lessen Integrale Meditatie in de Kosmos en in de Mozes en Aaronkerk in Amsterdam. Ik kwam in eerste instantie voor yoga naar de Kosmos, maar ik ging ook naar allerlei andere clubjes en naar lezingen zoals die van Alan Ginsberg (1926-1997). Mijn favoriet was het après-cursusgebeuren met drankje, trekje aan een joint en goede gesprekken. Toch ontbrak er iets, want ik kreeg ook op de Kosmos geen antwoord op mijn basisvraag: ”Wat doen we hier eigenlijk en waar gaat het om?”. Ik probeerde dat uit te leggen aan Gijsbert Broekhuizen, mijn yogavriend op de Kosmos. “Ga maar eens mediteren”, zei Gijsbert.

Op de zen-zolder van de Kosmos kon je een meditatieleraar kiezen. Nico Tydeman lag het meest voor de hand. Die bleek o.k., maar was toch niet degene die ik zocht. Toen naar Maarten Houtman. Een kleine man, kaal hoofd met een alpinopet en mooie heldere ogen achter een grote bril. Ik stelde hem allerlei vragen en kreeg precies de goede antwoorden.

Integrale meditatie op de zenzolder bleek een mix van lichaamswerk en zazen. Er werd wat gerold en gerekt met het doel te ontspannen. Dan zitten en lopen. Als toetje een praatje over waar het werkelijk om gaat. Die praatjes gingen er in als koek.

Mijn eerste vijfdaagse was in juli 1980 bij Mater Amabilis in Deventer. De coryfeeën waren Sjef de Roos, Hein Stufkens, Jet Leopold, Henk Theunissen, Jan Bank, Marie-lou Creighton, Gracia Schimmelpenninck, Epi van de Pol en nog een paar anderen. Epi was voor de eerste keer ingehuurd voor lichaamsoefeningen in taijistijl. Ook stond Truus Sym op de lijst die later in Arnhem zen gaf op het Stadspastoraat. Ik was stik-nerveus toen ik er heen ging. We werden om 5:30 gewekt en aten zonder praten.

Mijn tweede vijfdaagse in 1981 was in Bloemendaal, huize Thalatta. Daar ging mijn hart open. Heerlijke omgeving, alles zelf doen, koken, opruimen, etc. Nieuwe leuke mensen: Oscar Wibaut, mijn kamergenoot, Eva Wolf, Frans Spits, Kathy van der Hoek (de kok). Het management bestond uit Sjef de Roos en Ineke Veerman. Ik weet nog dat na afloop de kleuren rond het NS-station in Haarlem helderder waren dan ik ooit had gezien.

In 1982 vond ik het nog leuker in Thalatta, dat kwam vooral door Epi van de Pol en de verdieping van de taiji lessen. We leerden stukjes van de vorm met houdingen als “Hondje zoekt dennenappel” en root-ten met geheven armen. In september 1982 zat ik ook aan de voeten van Krishnamurti in Brockwood. Heel belangrijk voor mij.

Helaas, in 1983 gingen we naar het Spijk in Eefde met pater Bonenkamp. Het eten werd bereid door ongeïnspireerde nonnen. Dat was wennen. Wel verschenen er interessante nieuwe mensen: Rien Heukelom, Mayke de Klerk, Cobi (alter ego van Klaaske), Hein, Lodewijk, Leendert. Oude bekenden waren inmiddels Wiesje, Oscar en Jet.

Onze Lieve Vrouwe ter Eem in Amersfoort 1983-84 was een intermezzo. Ik herinner me een leuk gesprek met Mayke die toen nog student was. Daarna weer vele jaren Het Spijk in Eefde, maar ook andere zenlocaties zoals Casa Carmeli in Vogelenzang, Priorij Emmaus in Maarssen, Het DAC-Huys in Huissen, en later Mennorode in Elspeet.

Er waren ook maandelijkse bijeenkomsten in de weekends, eerst in de Kosmos, later op de Sterrelaan in Hilversum bij Epi thuis, nog veel later in de zendo van de Kraaijenhoffstraat in Amsterdam.

In 1985 werd een Stichting opgericht als structuur voor het meditatiewerk. De voorgestelde naam was eerst Stichting Zenhuis, toen iets als Levend Zen, uiteindelijk Zen als Leefwijze. Verder verscheen het boek Zen Notities Onderweg waar we de uitgever een steuntje in de rug moesten geven. Dat was voor het volgende boek, Tao-Zen, de weg van niet-dwang, niet meer nodig.

Op een lijst van 1987 voor de zevendaagse van Eefde staan Aloys en Eddy vermeld, naast vele oude getrouwen zoals Zr. Francisco, Rie Sipma en Wiesje Batenburg. Op een lijst van 1993 zie ik Rob en Ingrid staan.

Het lichaam is in de zen en zeker ook bij Maarten van even groot belang als de geest. We zien bij Maarten een duidelijke ontwikkeling in het lichaamswerk. Van het rollen in de Kosmos, ging het naar Taiji en naar Feldenkrais. In Maarssen waren er de lichaamsoefeningen van Nelie, waar ik een beetje kriegel van werd. Daarna volgden de feldenkraisoefeningen van Greet Wicart, altijd leuk. In 1986 gaan we taoistisch oefenen met Mantak Chia, met aandacht voor energiecirculatie, healing sounds en zoiets als iron shirt chi kung. Greet en Maarten doen daarna de oefeningen van Mantak Chia ook tijdens sessies.
Na het verschijnen van het boek Tao-Zen, de weg van niet-dwang in 1988 noemt Maarten zijn werk voortaan Tao-Zen meditatie. Intussen waren er door leerlingen allerlei groepen in het land gevormd. De mijne startte in 1987 in Arnhem en stopte in 2015. Maarten is een paar keer geweest voor de goede inblazingen.

In de jaren negentig werd ik toch nieuwsgierig naar de traditionele vormen van zenmeditatie zoals Soto-Zen. Ik ging daarom op pad voor vergelijkend onderzoek. Eerst naar de Tiltenberg waar ik een sesshin met Genpo (Dennis Mertzel) Roshi meemaakte. Ik vond het zitten en de stilte daar heel heilzaam. Bij een volgende sesshin was Genno (Catherine Pagès) Sensei zijn assistent en zij trok mij veel meer dan Genpo. Dat heb je met leuke vrouwen. Toen een week sesshin in de Noorderpoort bij Jiun Roshi, opvolger van Prabashadarma Roshi. Daarna ook weekends bij Ton Lathouwers, Chris Smoorenburg, Jeroen Witkam, Nico Tydeman. In Nijmegen Tetsugen (Bernie Glassman) Roshi ontmoet, dharma-broeder van Genpo Roshi. Ook heb ik jaren gezeten bij het Stadspastoraat Arnhem o.l.v. Hans Koenen (pater Jezuiet) en diens vriendin Truus Sym.
In maart 2012 heb ik Jukai gedaan bij Genno Roshi in Parijs. Mijn dharma-naam is Chemin de l’intime.

Maarten heeft een hele grote invloed op mijn leven gehad, vooral in de jaren 80. In de 90 begon ik mij wat losser op te stellen, maar tot zijn overlijden in 2011 was hij mijn leraar. Het was toen wel een duo-baan met Genno Roshi.

Ik heb Maarten in wat ik maar noem bijzondere zijnstoestanden meegemaakt en dat nam ik soms vele dagen mee. Soms zag ik hem licht geven en werd de lucht dik, warm en zwaar en kreeg je de neiging om in slaap te vallen of af te haken, maar dat wilde ik niet. Een keer op bezoek bij ons thuis overkwam hem dat en dat voelde ik sterk en duidelijk. Hij zei: ”Ik ben blij dat je er bij was, Ad”.

Vlak voor zijn dood vroeg ik hem wie hem dierbaarder was, Durckheim of Krishnamurti? Antwoord: “Krishnamurti, omdat ik het gevoel had dat hij me lief had”.

Ik heb heel wat pesterige vragen aan Maarten gesteld maar ik kan met de hand op het hart zeggen dat het een liefdevolle relatie was. Zijn invloed is gelukkig nog steeds aanwezig. Dank daarvoor.


dinsdag 10 april 2018

Een reis terug in de tijd



‘Je bent net uit jezelf wakker geworden, de dag die komt is nog ver weg…’
Als ik de Taoistische energie-oefening[1] van Maarten Houtman doe, hoor ik na deze openingszin, even later de volgende passage in zijn gesproken instructie langskomen:
‘Je maakt nu de oudste reis van de wereld, binnendoor, terug in de tijd, naar waar het begon toen je op aarde kwam en nog niets wist, maar wel alles wilde leren kennen, op je gemak, zoveel als prettig voor je was…’
De nostalgische toon van de woorden past wonderwel bij het niemandsland tussen slapen en waken waar je je dan in bevindt, een relatieve leegte – die anders snel opgevuld wordt door de niet-aflatende activiteit van je dagbewustzijn, met zijn herinneringsfragmenten, slogans, hersenspinsels…
Maar nu zijn de loomheid van de slaap en de onbestemdheid van de nieuwe dag nog de heersende stemming, soms even onderbroken door de herinnering van een droomfragment. Je bent weer de tabula rasa, daar waar nog de stilte heerst van vóór het begin … die er altijd al was, ‘toen je nog niets wist’.



Uit die leegte komt bij Maarten ‘de wil om te kennen’ op – de wens van bewustzijn…
Hij zei er dan vaak bij dat het voldoende is dat opkomend proces z’n gang te laten gaan, dat de mens met zijn kleine wil niet in staat is het te stimuleren – de term zelf is al een te grote eer…
Toch vraagt de kleine mens zich af: hoe kan die kracht in mij dan z’n weg vinden?
Op een vraag hierover antwoordde Maarten Houtman eens dat het de intentie is die het proces in gang houdt, ‘en niet meer dat heerszuchtige gedril’.
- Vraag: Je maakt tijdens de oefening een reis langs de inwendige organen van je lichaam, veronderstelt dat dan niet dat je toch telkens even je wil inzet?
- Maarten: Op een bepaald moment raak je in een proces waarin je van het ene orgaan naar het andere gaat, dat is niet iets wat jij voortdurend wilt. Dat onderscheid is er.
- Vraag: Maar als ik m’n wil uitschakel, val ik in slaap…
- Maarten: Dat wil zeggen dat je je aandacht verliest. Dat is het eigenlijk, je bent nog niet gewend aandacht te hebben zonder dat je het wilt.[2]

Aandacht hebben zonder dat ik het wil… Dat lijkt moeilijk, ik val in de vroege ochtend regelmatig onder de oefening in slaap…
Maar anderzijds … wat een uitdaging! Het gooit wel je hele leven overhoop…
Zal het dan toch waar zijn dat een ‘eenvoudige leven’ je daarbij helpt? En het verrichten van simpele handelingen, zoals het afwasje doen hier aan m’n aanrecht…
Daar zit ik dan, te ‘brainwaven’ achter de computer … hou daarmee op!

Maar wie weet … als ik morgen de ogen opsla, ben ik misschien wel uitgeslapen, glashelder.



[1] De adem- en energieoefening uit: Aanwijzingen bij de Tao-zen meditatie, uitg. Stichting ‘Zen als leefwijze’, 2001
[2] Ons tijdelijk tehuis, uitg. Stichting 'Zen als leefwijze', 2018. Speciale uitgave ter gelegenheid van de Viering 100e geboortedag Maarten Houtman