Ik heb als telg uit een gereformeerde familie heel wat dominees voorbij zien komen - ook die van ver moesten komen en bij ons als logé of gast aan tafel verbleven. Dat waren ‘de besten’, heette het. Eigen dominees wekten niet zoveel geestdrift op...
Dat veranderde toen er in 1955 een nieuwe voorganger kwam met een duidelijk afwijkend profiel: dominee Valkhof. Hij was een nog jonge man, begin dertig, die met zijn exotisch ogende vrouw en kinderen intrek nam in de pastorie.
Ds. Valkhof was een bevlogen man. Dat alleen al wekte de nodige weerstand op onder de gemeenteleden ... hij was ongewoon ... was hij wel ‘één van ons’...
Nee, dat was hij niet. Ik hoorde al gauw van mijn vader - die ouderling was - wat zijn achtergrond was: Valkhof was een zogenaamde ‘bekeerde Jood’. Hij was dus niet iemand aan wie het lidmaatschap van generatie op generatie doorgegeven was en, zoals wij, vlak na de geboorte gedoopt was, maar iemand van buiten, die bewust voor de kerk - en in dit geval het Christendom - gekozen had, en bovendien nog een speciale roeping had - wat de ijver die hij als predikant aan de dag legde wellicht verklaarde... Hoe dan ook, er waaide een frisse wind in de gemeente.
Reinhard Valkhof werd bij ons thuis op handen gedragen: eindelijk een zielenherder die vanuit z'n hart sprak, en niet vanuit vooropgezette ideeën of dogma's. Hij had ook mijn sympathie en ik belandde bij hem op catechisatie, ook al werd ik uiteindelijk geen ‘belijdend lid’.
Ik moest hieraan denken toen ik onlangs de vertaling van Attente de Dieu van Simone Weil ter hand nam. Ook zij was een ‘bekeerde Jood‘, die, net als mijn dominee Valkhof, uit een welgesteld intellectueel milieu kwam, maar welbewust een weg koos tegen de stroom in.
Maarten van der Graaff wijdde in de NRC van 18 november een artikel aan ‘De filosofe die koos voor een leven als fabrieksarbeider’: “Het werk van de Franse Weil laat je voelen wat de onderdrukten voelen. Vijfenzeventig jaar na de dood van de filosofe en mystica is het actueler dan ooit.”
Simone Weil, 1909-1943 |
In Wachten op God schrijft Weil over ‘aandacht als liefdevolle houding’, die zichtbaar maakt wat aan het zicht onttrokken wordt door de willekeur van machtsrelaties. Die aandacht komt voort uit wachten, uit stilte, een ‘passieve activiteit’, die ze ook aantreft in de Bhagavad Gita, en bij Lao Tse.
Weil gebruikt er het het klassiek Griekse begrip εν υπομονη voor: wachten ‘in geduld’. Bij Maarten Houtman kwam ik het tegen als ‘het grote wachten’: maartenhoutman.nl/laatste/okt2004/zondagmi/
Weil noemt deze liefde tot de schone orde der wereld - die zij trouwens node mist in het Christendom - ‘een aanvulling op naastenliefde’. We leven in een droom, zegt ze, en wie wakker wil worden en ‘de ware stilte’ wil vernemen, moet afstand doen van zijn denkbeeldige centrale plaats in de wereld:
Er bestaat een realiteit buiten de wereld, dat wil zeggen, buiten ruimte en de tijd, buiten het mentale universum van de mens, buiten elke sfeer die toegankelijk is voor menselijke vermogens. In overeenstemming met deze realiteit, is er in de kern van het menselijk hart een verlangen naar het absolute goede, een verlangen dat er altijd is en nooit wordt gestild door enig object in deze wereld ....Maarten van der Graaff eindigt zijn krantenartikel als volgt:
Die realiteit is de unieke bron van al het goede dat in deze wereld kan bestaan: dat wil zeggen, alle schoonheid, alle waarheid, alle gerechtigheid, alle legitimiteit, alle orde, en al het menselijk gedrag dat zich bewust is van verplichtingen ....
Hoewel het buiten het bereik van menselijke vermogens ligt, heeft de mens het vermogen om zijn aandacht en liefde hierop te richten ....
De combinatie van deze twee feiten - het verlangen diep in het hart naar het absolute goede, en het vermogen, hoewel alleen latent, om aandacht en liefde te richten op een werkelijkheid buiten de wereld en het goede daarvan te ontvangen - vormt een schakel die elke mens, zonder uitzondering, verbindt met die andere realiteit. Wie die realiteit herkent, herkent ook die schakel. Daarom zal hij ieder mens, zonder enige uitzondering, als iets heiligs beschouwen dat zijn eerbied verdient. Dit is het enige mogelijke motief voor een universeel respect voor alle mensen.
Simone Weil, Profession of Faith - Draft for a Statement of Human Obligation (1943)
“De ideeën van Simone Weil over arbeid, aandacht en het decentreren van de eigen ervaring, zijn een bron van weerstand tegen de mens als middelpunt van een maakbare wereld, waar hij, door onderwerping van mens en dier, tot de laatste snik winst uit wil persen.”