woensdag 18 december 2013

Het nu is een toestand waarnaar we verlangen, zonder begrip wat het is

In het artikel ‘Het nu bestaat niet’ (NRC, 26 oktober 2013), wordt aan drie topwetenschappers gevraagd om het nu uit te leggen. Ze komen er niet goed uit. In de slotzin zegt neurowetenschapper Victor Lamme dat een mens die met aandacht doet wat hij belangrijk en leuk vindt genoeg in het heden leeft. Kennelijk is een niet-wetenschappelijke benadering nodig om het nu uit te leggen.

Nu is het centrale thema van de mystiek, van zen en van yoga. Nu is ook bij mindfulness en bij topsport van groot belang. Als opening naar het nu wordt meditatie toegepast: stil zitten zonder iets te doen. Bij het mediteren vermindert de gedachtestroom en wordt de ruimte tussen twee gedachten groter. In die ruimte is het stil. Die stilte wordt beleefd als een bepaalde staat van zijn. In die toestand ben je volledig aanwezig in het moment, in het nu. Verleden of toekomst komen niet aan bod.
J. Krishnamurti (1895-1986) zegt dat leven in het moment voor hem het einde van de tijd betekent. In het moment van niets is alles aanwezig. Dat moment van niets is het ongrijpbare nu waar het artikel grip op probeerde te krijgen. Het is een toestand waar we naar verlangen, zonder een idee te hebben wat het is. Sinds een ver verleden hebben mensen geprobeerd om tot vervulling van dit verlangen te komen. Ook nu is het actueel.

Ad Verhage

[tekst van een ingezonden brief in de bijlage Wetenschap van de NRC van 2 november 2013] 

maandag 2 december 2013

Pijn

we lijden pijn,
maar
kunnen we de pijn ook leiden?

tot op zekere hoogte
hoe hoog die hoogte is
is voor iedereen verschillend

bovendien, die hoogte staat niet vast
hij kan op elk tijdstip en
op elke plek verschillend zijn

pijn is het signaal van onze aandacht
we zijn vrij om er gehoor aan te geven
maar
soms kan pijn je meesleuren naar diepten
waarin slechts van overleven sprake is

dan wordt er gevochten
voor het behoud van het lichaam
of zijn ondergang wordt aanvaard

nota bene
er zijn verschillende soorten pijn:
kiespijn, spierpijn, zenuwpijn, buikpijn
droefheid, verdriet, vreugde, humor

alle pijnen hebben verschillende
kleuren, klanken, warmte

evenals aandacht kent pijn geen definitie.

Rien Heukelom

zaterdag 9 november 2013

Zen as a design style?

Fragmenten uit een e-mail uitwisseling, oktober 2013

Met zijn ‘zen als leefwijze’ nodigde Maarten Houtman ons uit in ons volle, gehaaste leven ruimte te maken voor het ‘overal aanwezige’...
Is zo’n leefwijze van invloed op de kwaliteit van je leven, op wat je maakt?
Bevan D. Suits, designer en publicist uit Atlanta, Georgia, (USA), stelde ons via www.taozen.nl de vraag, hoe Tao-zen zich verhoudt tot de Nederlandse design cultuur.
Grafisch ontwerper Peter van Balgooi, ontwerper van het drukwerk van stichting ‘Zen als Leefwijze’, en Hein Zeillemaker, maker van de website, gingen met hem in gesprek en wisselden de volgende berichten uit.

Bevan Suits wrote:
Thank you for a unique and valuable website, quite lacking in ‘extras’. An authentic and home-grown practice and method you are presenting. One question: How does the Tao-zen approach fit with Dutch culture of design, such as the work of Gerrit Rietveld.

Hein Zeillemaker wrote:
Dear sir,

Thank you for visiting our website, and for your kind opinion about it's style.
You are quite right, the Tao-zen website is just a home-grown product, a result of many years of rebuilding and restyling. A great help for me were the instructions in lay-out I received from our Tao-zen teacher Maarten Houtman, who himself was a graphic designer and teacher.
What you say about the lack of extras in the website appeals to me.
 I recently edited one of Maarten Houtman’s speeches (from April, 1992). Speaking about the intensity necessary for meditation – and as a way of life - he said the following:
“That intensity is located in the plain, in the simplicity, in the parsimony, in the undecorated.”
As Maarten Houtman was a person who fully embraced life, this should not be misunderstood as Calvinist austerity. He was always emphasizing that you can meet the Oneness within your daily life – not in the so-called ‘great things’, ‘important things’, ‘exalted things’, but just in the simple things of life.
Thank you for making me happy in recognizing some of this in the design of the Tao-zen website.

donderdag 10 oktober 2013

Het nut van Feldenkrais: een ervaring

Onderstaand stuk werd geschreven door Ellen Bakker. Ellen was universitair docent in Nijmegen en had zich daarnaast geschoold als Feldenkrais beoefenaar en -docent. Velen in de Taozen gemeenschap kenden haar, als deelneemster aan groepen en weekenden, en als docente Feldenkrais.
Ellen stierf afgelopen mei aan een hartstilstand. Zij werd 59 jaar oud. In haar nalatenschap werd een notitie gevonden over Feldenkrais. Haar ervaringen met Feldenkrais willen wij graag onder uw aandacht brengen.

Een paar jaar geleden vertelde een vriendin mij enthousiast over een cursus Feldenkrais die zij aan het volgen was. Ik had net als veel andere mensen nog nooit van Feldenkrais gehoord, maar haar uitleg wekte mijn interesse.
“Tijdens de lessen doe je oefeningen waardoor je je bewuster wordt van je lichaam en waardoor je langzamerhand verbanden gaat voelen tussen de verschillende delen van je lichaam,” zei ze. “Als je bijvoorbeeld je arm beweegt, wat gebeurt er dan in een ander deel van je lichaam?”
Ik had geen idee.
“Het is ook wel wat voor jou,” zei ze. “Het zou zelfs heel goed voor je zijn. Volgens mij is het voor iederéén goed.”
“Ja,” zei ik, “misschien moet ik dat ook maar eens gaan doen.”

Zoals dat zo vaak gaat, duurde het nog een hele tijd voordat ik eindelijk om informatie ging vragen. Zo kwam ik via via bij Rineke Brinkhof terecht, en besloot bij haar op les te gaan. Ik had een aantal jaren yogalessen gevolgd, en dacht dat het daarom met mijn lichaamsbewustzijn best goed zat. Tot op zekere hoogte was dat ook wel zo: ik kon mijn aandacht wel aardig naar mijn armen en mijn benen brengen als mij dat werd gevraagd. Maar een mens bestaat uit meer dan alleen armen en benen, en bij elke nieuwe les ontdekte ik weer nieuwe onontgonnen gebieden: wat dacht je bijvoorbeeld van je ribben, je bekken en je schouders, of zelfs je schouderbladen? Waar zitten die schouderbladen eigenlijk precies en hoe bewegen ze? Tijdens de lessen leerde ik door geconcentreerd te bewegen en te voelen wat er gebeurde steeds meer over het functioneren van mijn eigen lichaam.

donderdag 22 augustus 2013

Een uitnodiging

Op het moment dat ik dit schrijf ligt er een groot cruiseschip aangemeerd aan de passagiersterminal in de haven van Amsterdam. Op het schip zullen de mensen nog wel aan hun ontbijt zijn, maar straks zullen ze in de rij gaan staan om de drukte op de Nachtwacht te gaan zien of om de spanning van Anne Frank in haar schuilplaats na te ervaren.

Om de mensen op het schip van alle gemakken te voorzien blaast het met grote kracht de warme lucht die niet meer nodig is uit vleugels aan de enorme schoorsteen. Het geluid van deze luchtstroom weerkaatst tegen de gevels van de woningen aan de overkant van het water. Of ik nu de deur van mijn woning open laat of dicht doe, het heeft geen invloed op de kracht van het geluid. Tot overmaat van ramp vermengt dit geluid zich met het bonkende gestamp van een langs het schip varende binnenvaarttanker, en een politiehelikopter.

Ik laat mijn bezigheden vallen en geprikkeld rol ik mijn tuin in. Op dat moment hoor ik een zachte wind door de bladeren gaan. Twee verschillende werelden raken mij aan. Even weet ik niet meer of ik op deze aarde ben.

Ik rol terug naar mijn keukentafel. Daar ligt het boekje Dromend naar de wereld kijken van Maarten[1]. Ik sla het zomaar ergens open en lees:
“… wat is nu de basisinspanning die nodig is? Eigenlijk is dat – ook al klinkt dat misschien een beetje gek – dat je overdag een beetje dromend naar de wereld kijkt. De wereld die in opbraak is, die haast heeft, waarin allerlei nieuwe ontwikkelingen om aandacht vragen. En dat je dat allemaal accepteert – zo is de wereld.”
Ik denk: “Ja, ja! Maar dat schip vertrekt pas om zes uur ’s middags, en al die tijd …”
“Maar de vraag is natuurlijk altijd weer of jijzelf ook op die manier wordt meegenomen door alle ontwikkelingen. Dus het is heel makkelijk dat je jezelf daarin vergeet, vergeet wie je bent. Ja, wat ben je eigenlijk?”
Die laatste vraag verrast. De vraag naar wie je bent, wordt de vraag naar wat je bent. Maar ik lees verder:
“… (ben jij) een mens die ziet dat er, behalve al datgene wat speelt en wat je aandacht heeft en waar je in opgaat of waar je je tegen verzet – wat eigenlijk hetzelfde is – nog iets anders is?”
Ik herinner me wel zo iets …

Ik sla het boekje dicht en kijk vanaf mijn keukentafel naar buiten. Het schip is nog steeds druk bezig en de wind blijft door de bladeren in de struiken van mijn tuin gaan.


Rien Heukelom, augustus 2013



[1] Maarten Houtman: Dromend naar de wereld kijken; laatste toespraken, 2006-2007. Uitg. Stichting ‘zen als leefwijze’, 2013

Geen leer, geen traditie, geen leerling en geen leraar


Een impressie van een onderzoek


Bij verschillende geloofsgemeenschappen en spirituele tradities ben ik in de leer geweest, waarna ik uiteindelijk het boeddhisme omarmde, eerst het Tibetaans boeddhisme en later zen.
Ik was als beginner gefascineerd en nieuwsgierig, zen sprak mij vooral aan vanwege z’n eenvoud. Die voorkeur zal wel te maken hebben met mijn protestantse achtergrond.
Als ijverige student zette ik me met de nodige discipline volledig in. Ik volgde weekenden, deed sesshins, legde geloften af en kreeg nieuwe namen.
Dat er een lange weg voor me lag, daarvan was ik me terdege bewust – wat ook wel aantrekkelijk was, het schept structuur en richting.
Je bent steeds op weg naar een zekere verbetering van jezelf en de wereld. Dat is hoopvol, het zou best wel eens kunnen dat aan het einde van de reis je leven op een dag geheel volmaakt zal zijn.
Ik werd geïnspireerd door de naam die ik van Osho kreeg: Dhyan Kundan (wat zoveel betekent als ‘gouden meditatie’), en door de ervaring van magische momenten waarop meditatie zomaar gebeurde.

Meditatie werd de leidraad in mijn leven. Bij zen is meditatie de belangrijkste beoefening, waarbij je een houding aanneemt die is voorgeschreven: het zitten op een kussentje is de basis van bijna alle vormen van meditatie.
Toch ontstond er in de loop van de tijd verzet tegen de formele aspecten en de rituelen. Wat eerst een zekere houvast gaf, veranderde al meer in een afkeer.
Ik weet dat als je zoiets tegenkomt, dit juist materiaal kan zijn voor de beoefening. Elk nadeel heeft zo zijn voordeel. Er heerst ook de opvatting dat je uiteindelijk al die formaliteit moet zien als een spel. Maar dat spel wordt toch wel heel serieus opgevat …
In werkelijkheid was ik aan het imiteren om iets te bereiken waar ik mijn best voor moest doen. Deze inspanning leverde verdeeldheid en angst op.
Tegelijkertijd deed ook mijn lichaam een duit in het zakje, het werd voor mij al moeilijker om in een goede meditatie houding te zitten, zoals ik dat jaren gewend was.
Wat nu te doen?
“De waarheden die anderen je vertellen en de rituelen die je imiteert zijn uiteindelijk niet van belang, maar de ontdekking die je doet door zelfonderzoek.”

woensdag 15 mei 2013

Dromend naar de wereld kijken

Een blik uit de ruimte op het aardse gewoel


'Earthrise'
[klik om te vergroten]
In december 1968 werd ons als mensheid deze blik op de aarde gegund, gezien door de ogen van een astronaut, vanaf een afstand van zo’n 385.000 kilometer: onze planeet rijst op boven de oppervlakte van de maan als een magische bol – vooral blauw, zacht en vredig, met de continenten in rossig bruin, zag Frank Borman – in een oneindige, onverschillige ruimte.

‘Earthrise’ – genomen vanuit de Apollo-8 – markeerde volgens aardwetenschapper Peter Westbroek een omslag in ons wereldbeeld en het ontstaan van een nieuw tijdperk. In zijn bestseller De ontdekking van de aarde (2012) staat hij stil bij deze Copernicaanse wending, toen in korte tijd miljoenen mensen zich bewust leken te worden van de planetaire beperkingen, van de ‘grenzen aan de groei’. Thema’s als de uitputting van de grondstoffen, de klimaatverandering, de overbevolking en de vernietiging van de biodiversiteit, kwamen in het centrum van de belangstelling te staan.
Het aanzicht van die nietige, kwetsbare aarde, die al zoveel duizenden jaren gebukt gaat onder uitbuiting, honger en geweld, gaf de idee van de mens als rentmeester van de schepping de genadeslag: “Nu, vanuit de ruimte gezien, werd de mensheid een bijna onzichtbaar, ongetemd monster, een bedreiging voor deze unieke oase in de ruimte.”

Hoe ervoeren zij dat, die drie daar op de maan, toen door het menselijk vernuft zoveel distantie was geschapen dat we als mensheid die ene blik op onszelf durfden te werpen?
De eerste reactie was ontroering. Frank Borman riep uit: “Oh my God! Look at that picture over there! Here's the Earth coming up. Wow, is that pretty!”
In zijn autobiografie schreef hij: “Het was het mooiste, aangrijpendste beeld van mijn leven, dat een stroom van nostalgie, van gewoon heimwee in me losmaakte.”
En de drie astronauten hadden de tegenwoordigheid van geest een foto te nemen – met telelens overigens, de aarde was niet groter dan ‘de nagel van de duim aan een gestrekte arm.’
Een NASA-functionaris zei later over ‘Earthrise’: “Het kwam erop neer dat een stukje film van negentien cent de belangrijkste uitkomst was van een project dat miljarden dollars had gekost.”

dinsdag 26 maart 2013

Who's Afraid of Red, Yellow and Blue III (2)


1972, tentoonstelling van schilderijen van Barnett Newman in het Stedelijk, Amsterdam.
Gewoontegetrouw ging ik kijken, het Stedelijk was zo'n beetje mijn tweede huis.
Het was het jaar waarin ik aan de ‘Cape’ werkte, een eenvoudig beeld van 2,20m hoog, in klei, met een spleet in het midden aan de voorzijde. Het was gespeend van dramatiek, en daarin anders dan het werk van voorgaande jaren.
Het was een warme dag, die dag dat ik naar Newman ging kijken, en ik had nog nooit van hem gehoord.
Wat ik zag was veel licht van lampen vanaf het plafond, en kleurvlakken aan de wanden.
“Alweer zo'n Amerikaan met megagrote formaten,” dacht ik, en ik ging zitten en keek naar mijn voeten. Zo zat ik een poos. Ik had geen zin om mijn best te doen om iets te begrijpen wat ik niet begreep. Maar na een tijd kreeg ik een gevoel alsof er stralen licht vanaf de muur mijn schedel aanraakten, en ik keek op om te zien wat het was.
Ja, het waren die grote doeken met die intense kleurvelden.

Ik ben geen schilder. Pas later las ik over zijn techniek, die hij een beetje geheim hield.
Hij schilderde met olieverf, met een penseel, laag over laag in transparante kleurvlakken, zodat de kleur aan diepte won en begon te stralen. Hij stond er dicht op en woonde in die kleur. Hij wilde dat de toeschouwer ook dicht op het doek zou staan, maar in het museum geldt een afstand van drie meter.
Desondanks maakte hij dus eigenlijk een plek om te zijn en bepaalde maten en afstanden.
Daarbij gebruikte hij stroken plakband om het beeldvlak structuur en een verborgen symmetrie te geven. Na het schilderen trok hij het plakband weg en zo ontstonden de ‘zips’.
Misschien baseerde hij zich op de getallenmystiek van de Kabbala en zijn daardoor de verhoudingen van de kleurvelden zo levend, en ontstaat zo de ervaring van ‘Makom
, de plek waar de mens woont en waar God tot hem spreekt en waar de mens tot God spreekt.

Newman voelde zich ook verbonden met het Chassidisme, las de verhalen van Rabbi Nachman (die Maarten een paar maanden voor zijn overlijden opnieuw wilde horen).

Hoe het is afgelopen met ‘Who is afraid of red, yellow and blue’ is bekend: iemand maakte er met een mes een diepe snee in, het werd gerestaureerd door Goldreyer in Amerika, de snede werd gaaf opnieuw geweven, maar Goldreyer overschilderde het hele doek met alkyd/verf (buitenverf voor huisschilders) en bedekte zo voor altijd de stralende olieverf.
Nu is het doek dood.


Hanna Mobach

maandag 11 maart 2013

Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III


Onlangs ging ik op bezoek bij een van mijn favoriete kunstwerken, ‘Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III’ van Barnett Newman, in het pas heropende Stedelijk Museum. Sinds 35 jaar, toen ik net in Nederland was, en veel – waarschijnlijk te veel – tijd had om te niksen, ben ik gefascineerd geweest door dat schilderij en ging ik heel vaak naar het Stedelijk, om naar de toen al onovertroffen permanente collectie te kijken en dus vooral naar ‘Red, Yellow and Blue’. Soms ging ik alleen voor dat ene schilderij, want ik kon gratis naar binnen. 
Ik had het nu jarenlang niet in het echt gezien, omdat ik in mijn huidige alledaagse leven vaak de tijd en energie niet heb voor dat soort ‘frivoliteiten’, en natuurlijk ook omdat het museum sinds 2004 gesloten is geweest. 

Who’s afraid of Red, Yellow and Blue III (1967, 245x543 cm)

Cathedra (1951, 243x543 cm)

(Deze plaatjes doen geen recht aan de schilderijen; die moeten in het echt gezien of eerder, beleefd, worden)

Ik had me er dus op verheugd en groot was mijn teleurstelling dan ook, toen ik er stond en ontdekte dat ‘Red, Yellow and Blue’ voorlopig niet meer tentoongesteld wordt in de permanente collectie. Nu hangt er ‘Cathedra’, uit 1951; ook een prachtig schilderij, ook een klassieke Barnett Newman. Toch is ‘Red, Yellow and Blue’ het schilderij waaraan ik moest denken toen ik weer in die zaal stond. 

35 jaar geleden - ik was 23 en had Suzuki al gelezen - vond ik zen terug in dat schilderij: een representatie van een ideale gemoedstoestand. De sereniteit die de uitgestrekte kleurvlakte teweegbracht, gaf me een open, ongehaast en ontvankelijk gevoel. 
De verticale strepen in het schilderij beleefde ik aanvankelijk als een soort onderbrekingen in de tijd die ik nodig had om het tot me te nemen, adempauzes. Zelf noemde Newman de verticale kleurstrepen ‘zips’ (ritsluitingen), en inderdaad, daarmee wordt de zee of hemel van kleur – waarin je je kunt verliezen als je maar genoeg dichtbij staat – opengeritst en geeft een glimp van de werkelijke oneindigheid erachter. Een opening naar het licht, de toekomst, de eeuwigheid.
Toen ik dit voor het eerst zag kwam ik misschien wel het dichtst bij een moment van verlichting dat ik ooit heb meegemaakt. Geen wonder dus, dat dat schilderij naast een heleboel andere kunstwerken (niet alleen in de beeldende kunst maar ook in film, literatuur, drama, dans) een van mijn trouwe ouwe vrienden werd en altijd zal blijven. Want het is in de kunsten dat ik inspiratie, verwondering en vreugde vind, en ja, heel soms ga ik ook voor een wandeling in de natuur, maar dat is nooit mijn eerste keus geweest. Het liefst kijk ik naar kunst zonder verhaal. Voor mij geen narratieve verwijzingen die mij aan vergane glorie of de appeltaart van mijn oma doen denken. Geef mij maar een abstract of absurdistisch werk, waarbij ik met het ondoorgrondelijke moment van beleven geconfronteerd word.


Lene Gravesen

maandag 18 februari 2013

Wintertijd


Buiten zie je door de vrieskou dat alles zoveel duidelijker zichtbaar is, alle vormen in hun details. Het licht draagt er ook toe bij, dat helle, schelle licht. Het lijken dode vormen, het leven heeft zich teruggetrokken, samengetrokken, is niet zichtbaar.
Op de markt bij de groentekraam zie je dat ook: in de loop van de dag komt er een glasachtige laag vrieskou over de kolen te liggen; bij de sla zie je iets anders, daar wordt het blad slap en kleiner, gekrompen. Een klant zei: 'Alles ziet er zo doods uit.'
In het hospice ligt een man op sterven. Hij is mager, zo mager. Zijn botten steken duidelijk zichtbaar door zijn huid heen en de kleur is uit zijn huid weg, hij ziet heel bleek. Hij lijkt al dood, zijn ademhaling valt regelmatig weg en is oppervlakkig. Nauwelijks nog zichtbaar leven.
Het opmerken van wat er in en om mij heen gebeurt, er niet aan sleutelen, me losmaken van alle identificaties, ervaar ik als een soort sterven; welk leven verdwijnt hier?
Uit de natuur weten we dat het leven wel degelijk nog aanwezig is: in de aarde liggen de zaden waaruit in het voorjaar, bij voldoende licht en warmte, nieuw leven ontspruit. De knoppen aan de takken van de bomen zullen openspringen en vrucht dragen.
De bevroren groente is als het ware geconserveerd, zal bij voorzichtig (op)warmen weer eetbaar zijn, de voedingsstoffen nog aanwezig.
De stervende lijkt de overgang nog niet te kunnen maken, iedereen wacht maar, er is geen zichtbare verandering. Zit hij vast in zijn vorm/zijn lichaam? Wat maakt dat hij niet kan sterven? Wat is daarvoor nodig? Waar is zijn/het leven nu, en waar gaat het naartoe? Kunnen wij iets weten van deze overgang of blijft het een mysterie?
De slaap wordt wel de kleine broeder van de dood genoemd. Ik ervaar dat als ik vasthoud aan de vorm (het gewordene), aan gedachten en gevoelens, ik de slaap niet kan vatten. In plaats van leven ervaar ik starheid, doodsheid, een vastzitten. Als ik vastzit in de vorm kan ik de overgang moeilijk maken.
Wat kan helpen de overgang te maken? het laten gebeuren? meebewegen 'tot aan het sterven toe' en erdoorheen?
Vroeger bij mijn vader thuis hielden ze een 'schemeruurtje': de overgang van licht naar donker werd bewust ervaren/gezocht: de lampen werden pas ontstoken als het donker was, tot die tijd zaten ze aan tafel en deden niets.

Anne

(inleidende woorden bijeenkomst ‘Tao-zen oefenen’, zaterdag 10 januari 2009)